TNO Bijeenkomst isocyanaat

20 oktober 2006

Isocyanaten Door blootstelling aan isocyanaten kun je een allergie met astma-klachten ontwikkelen.

Isocyanaten

Door blootstelling aan isocyanaten kun je een allergie met astma-klachten ontwikkelen. Over hoe en wanneer deze allergie kan ontstaan is nog veel onduidelijkheid. Op 20 oktober 2006 organiseerde TNO een bijeenkomst om de branches op de hoogte te brengen van het laatste nieuws over isocyanaten en gezondheid op het werk.
Isocyanaten komen voor in autolak en andere lakken, in polyurethaanverbindingen, in schuimrubber en andere kunststoffen en in lijmen. Isocyanaten kunnen ook vrijkomen bij brand.

Moeilijk te herkennen

Frieke Kuper van TNO legde uit hoe een allergie ontstaat. Als je eenmaal allergisch bent voor isocyanaten, kun je al bij lage concentraties van de stoffen ademhalingsproblemen krijgen. De klachten kunnen direct na inademing optreden, maar kunnen ook pas uren later ontstaan. Om die reden en ook omdat de verschijnselen vaak niet erg specifiek zijn, wordt een isocyanaatallergie vaak niet herkend. Mensen met milde vormen van allergie werken vaak eerst gewoon door met isocyanaten. Mensen met een ernstige allergie voor isocyanaten kunnen hun werk meestal niet meer doen.
Als er een vermoeden is dat iemand isocyanaat-allergie heeft, is het ook nog eens moeilijk om het aan te tonen. Bij veel allergieën vind je in het bloed zogenaamde antilichamen. Bij isocyanaat-allergie blijkt dit geen goede graadmeter te zijn. Een betere manier om te onderzoeken of iemand allergisch is voor isocyanaten, is de inhalatie-provocatietest. Hierbij ademt de werknemer verschillende stoffen in, in verschillende concentraties. Men kijkt door welke stof de werknemer allergische verschijnselen krijgt. In Nederland wordt dit onderzoek niet standaard gedaan. We weten dan ook niet hoeveel mensen in Nederland een isocyanaat-allergie hebben.

Bij het ontstaan van isocyanaatallergie spelen de NCO groepen van de stoffen een rol. Isocyanaten zijn er in verschillende vormen. Bij de productie hebben we te maken met monomeren en oligomeren; dit zijn meerdere eenheden van monomeren. Bij de toepassing ontstaan de gewenste polymeren. Polymeren bevatten geen NCO-groepen meer. Van de monomeren weten we dat ze allergie kunnen veroorzaken Ook bij blootstelling aan oligomeren lijken effecten voor te komen. We weten nog niet of er kruisreacties zijn, dus of je bijvoorbeeld na blootstelling aan een monomeer allergisch zou kunnen worden voor een oligomeer, of andersom. Ook over mogelijke gezondheidseffecten bij blootstelling aan mengsels van isocyanaten is weinig bekend.

Plafondwaarden

Allergisch voor isocyanaten kan je worden via de inademing, maar ook via de huid. Ook een allergie die is ontstaan door huidblootstelling, kan zich uiten als astma. In theorie kun je allergisch worden voor isocyanaten na een eenmalige blootstelling aan een hoge concentratie van de stoffen. Het is dus zaak de blootstelling nooit zo hoog te laten worden dat een allergie kan ontstaan. Maar hoe hoog is te hoog?
Voor een aantal di-isocyanaten zijn nieuwe grenswaarden voorgesteld, die ongeveer twee keer zo laag zijn als de oude grenswaarden. Het betreft plafondwaarden; waarden die nooit mogen worden overschreden. Het voorstel ligt nu bij de subcommissie MAC-waarden van de SER. Er vindt een 3 trapsprocedure plaats, waarbij de branches mogen aangeven of de nieuwe grenswaarden haalbaar zijn of niet. Mocht dit niet het geval zijn, dan volgt er een discussie tussen werkgevers, werknemers en de overheid. Tijdens de isocyanatenbijeenkomst gaven verschillende branches aan dat een plafondwaarde voor isocyanaten vaak niet haalbaar is. Het bijvoorbeeld aan- en afkoppelen van een slang brengt al een piek in blootstelling met zich mee, en ook bij de toepassing van PUR-schuim is dat het geval. Over de nieuwe grenswaarden zal dus nog wel wat discussie ontstaan.

De industrie

In de bedrijven die isocyanaten produceren, wordt meestal in gesloten systemen gewerkt. Waarschijnlijk komt isocyanaat-allergie daar nauwelijks meer voor. In de toepassende industrie ligt dat echter anders. TNO en IRAS voerden, gefinancierd door het Ministerie van SZW, een onderzoek uit onder werknemers die in aanraking komen met isocyanaten. Liesbeth Preller presenteerde de resultaten hiervan. Uit het onderzoek bleek dat autospuiters en lassers allergische klachten hadden aan luchtwegen, ogen en huid. De autospuiters stonden vooral bloot aan HDI. De lassers stonden vermoedelijk bloot aan afbraakproducten van resten isocyanaten op het te lassen materiaal. Overigens bleek de blootstelling aan HDI, ook bij de autospuiters die klachten hadden, nooit boven de MAC-waarde te liggen. De MAC-waarde voor het monomeer HDI is echter niet gebaseerd op het voorkomen van astma. Materialen die worden gebruikt in spuiterijen bevatten daarnaast slechts weinig monomeren. Het betreft vooral oligomeren, waar geen grenswaarde voor bestaat. Het is mogelijk dat niet alleen monomeren, maar ook oligomeren een rol spelen bij het ontstaan van allergie.
Er waren meer zaken die erop wijzen dat we nog lang niet precies weten hoe blootstelling aan isocyanaten samenhangt met het optreden van allergie. De hoogte van de totale isocyanaatblootstelling verschilde tussen de afzonderlijke taken die de onderzochte werknemers uitvoerden. Maar de blootstelling kon ook verschillen tussen twee personen die dezelfde taak uitvoerden. Zelfs bij één en dezelfde persoon bleek de blootstelling de ene keer hoger te zijn dan de andere. De hoogte van blootstelling aan isocyanaten is moeilijk te voorspellen. Het onderzoek geeft niet alleen antwoorden, maar roept ook nogal wat vragen op. Er is alle reden om uitgebreider onderzoek te doen om voldoende bescherming te kunnen bieden aan werknemers die werken met isocyanaten.

Veranderende wetgeving

Doeke van der Schaaf gaf een presentatie over de veranderende stoffenwetgeving. De verantwoordelijkheid ligt steeds meer bij de producent, de leverancier en de gebruiker van een stof. Volgens de nieuwe Arbowet zal de industrie voor een aantal stoffen zelf zogenaamde private grenswaarden moeten gaan opstellen. De Europese wetgeving REACH vraagt de industrie dossiers op te stellen van de stoffen die zij produceert. Dat geldt ook voor isocyanaten. De leverancier moet aan de afnemer vertellen hoe er met de stof moet worden gewerkt. Iedere gebruiker van de stof moet zijn eigen dossier opstellen voor iedere specifieke toepassing. Dat vergt nogal wat kennis en onderzoek van zowel de producent en de leverancier als de gebruiker van de stof. De aanwezigen discussieerden hierover. Als een fabrikant de stof niet registreert voor een bepaald gebruik, kan het betekenen dat de eindgebruiker zelf de stoffen moet registreren. Anders zouden de stoffen niet meer mogen worden gebruikt.

Hoe kan TNO helpen?

Blootstelling aan isocyanaten brengt mogelijk grote risico’s mee. In het buitenland ontwikkelt een groot deel van de blootgestelde werknemers nog steeds ernstige luchtwegklachten. We hebben, zoals hierboven vermeld, geen getallen over de Nederlandse situatie. Isocyanaat-allergie is echter een hardnekkige ernstige aandoening. Mensen kunnen tientallen jaren lang ziek en arbeidsongeschikt blijven. Van isocyanaat-allergie weten we nog lang niet alles. Toch wordt van de industrie verwacht dat zij zorgdraagt voor een veilig gebruik. Zij dient dossiers op te stellen met gegevens over veilig werken met isocyanaten en moet wellicht ook private grenswaarden vast gaan stellen voor isocyanaten. Producenten en afnemers zouden beter moeten samenwerken om gezonde(re) werksituaties te creëren. De producenten weten lang niet altijd voldoende van de specifieke bedrijfssituaties om goede beheersmaatregelen te kunnen adviseren.
De aanwezigen kwamen tot de conclusie dat TNO hen op verschillende manieren van dienst zou kunnen zijn. Zo zou TNO kunnen helpen vast te stellen welke toxiciteits- en blootstellingsgegevens een producent van een stof aan zijn afnemers moet aanleveren om de registratie onder REACH goed te laten verlopen. Ook wilden de aanwezigen dat TNO meer onderzoek zou doen, zodat er blootstellings-effectrelaties bekend worden voor isocyanaten. Voor isocyanaten ligt dit ingewikkelder dan voor de meeste andere stoffen. Het gaat vaak om mengsels die uit een groot aantal componenten kunnen bestaan. Mengsels zijn lastig te analyseren en het klachtenpatroon van blootgestelde mensen varieert sterk. Dit jaar zullen er twee artikelen verschijnen over onderzoek van TNO naar gezondheidseffecten van isocyanaten. Eén van die artikelen zal meer licht werpen op de blootstelling-effect-relatie (Respiratory symptoms, sensitization and exposure response relationships in spray painters exposed to isocyanates, Pronk et al, toegezonden voor publicatie)

Literatuur

  1. Respiratory symptoms, sensitization and exposure response relationships in spray painters exposed to isocyanates A Pronk1, L Preller2, M Raulf-Heimsoth3, I Jonkers4, J-W Lammers5, I Wouters4, G Doekes4, A Wisnewski6, D Heederik4 (toegezonden voor publicatie)
  2. Pronk A, Yu F., Vlaanderen J., Tielemans E., Preller L., Bobeldijk I., Deddens J., Latza U., Baur X., and Heederik D. Dermal, inhalation and internal exposure to 1,6-HDI and its oligomers in car body repair shop workers and industrial spray painters. Occup. Environ. Med., Sep 2006; 63: 624 – 631
  3. Pronk A, Tielemans E, Skarping G, Bobeldijk I, Van Hemmen J, Heederik D, Preller L. Inhalation exposure to isocyanates of car body repair shop workers and industrial spray painters. Ann Occup Hyg. 2006 Jan;50(1):1-14
  4. Bobeldijk I, Karlsson D, Pronk A, Gonsalves J, Hekman M, van de Lagemaat D, Preller L and Skarping G. LC-MS/MS determination of airborne isocyanates: a short interlaboratory comparison (toegezonden voor publicatie)

Terug naar overzicht